‘Het beloofde land’

De Golfoorlog was al maanden in het nieuws, toen in januari negentieneenennegentig het nieuws opende met operatie Desertstorm. De wereld werd gekluisterd aan de buis waarop CNN live beelden uitzond van de frontlinie waarmee al gauw de naam Video Game War werd geboren.

Voor we naar de Nederlandse douane door konden, volgde de vragen van de veiligheidsdienst. Mijn zus en ik werden apart ondervraagt. Ondervraagd ja, het voelde of we als terroristen moesten worden ontmaskerd.
‘Wie heeft je weg gebracht naar de luchthaven?
Ik wees naar mijn vriend of eerlijker gezegd mijn ex vriend, maar dat liet ik achterwegen. Vervolgens werd ook hij onderworpen aan het vragenvuur. Hij was heel blond en zag er imposant uit, een potentieel gevaar?
Nadat ze met hem klaar waren gingen ze met mij verder, ik was jong en bang. Bang om niet tot het vliegtuig te worden toegelaten of misschien wel te missen, maar uiteindelijk mochten we door naar de douane.
In het vliegtuig zaten mijn zus en ik in de midden rij, tussen ons in zat een jongen van onze leeftijd. Nog net niet naakt, de veiligheidsdienst had alles van hem afgenomen. Er was hem toegezegd dat hij na verdere controle zijn spullen terug zou krijgen als ze veilig bevonden waren. Mijn zus en ik hadden de stoel bezetting niet zo bedacht, maar het was duidelijk dat wij veilig waren bevonden en de onbedoelde bewakers van de jongen waren geworden.

Mijn zus en ik namen de bus van het vliegveld naar Netanya. We zochten een budget hotel en gingen naar het strand, Green Beach. Een strand dat vol stond met betonnen schuilplekken tegen luchtaanvallen.
‘Hoi,‘ schreef ik naar huis, ‘recept goed bewaren hè, morgen ga ik het uit proberen, je ziet overal stalletjes, net als patatkraampjes bij ons.’
Op de voorkant van de ansichtkaart stond ‘Falafel Israel’s national snack’ met een afbeelding van een pita broodje met in een bal falafel een cocktailprikker met de witblauwe Davidster vlag.
‘We zitten op een terras voor ons hotel met Simon, een Engels jongetje dat erg veel te vertellen heeft. Ik heb een duikschool gevonden, maar dat is drie uur met de bus, niet echt een succes. Een auto huren gaat niet, want we kunnen de wegwijzers niet lezen.’

De Golfoorlog was al maanden in het nieuws, toen in januari negentieneenennegentig het nieuws opende met operatie Desert storm. De wereld werd gekluisterd aan de buis waarop CNN live beelden uitzond van de frontlinie waarmee al gauw de naam Video Game War werd geboren.
Geen beelden zoals bij het nummer van Lana Del Rey ‘Video Games’, maar een gruwelijke directe verslaggeving van het grootste lucht offensief sinds de tweede wereld oorlog, gevolgd door een grondaanval van de coalitie. De coalitie bestond uit vierendertig landen waaronder de Verenigde Staten, de United Kingdom, Saoedi Arabië, Egypte, België en Nederland.
In negentieneenennegentig waren mijn vriend en ik uit elkaar aan het gaan. We woonden, in ieder geval op dat moment, tijdelijk niet bij elkaar. Achteraf gezien was de benoeming ‘tijdelijk’ om onze scheiding te verzachten. Er was strijd om iets te behouden op het thuisfront en het was strijd om Koeweit van Irak te verlossen.
Ik was uit balans door alle gebeurtenissen in mijn leven en had de televisie dag en nacht aanstaan om het offensief te volgen.
Op de tweede dag van het offensief werd ik wakker en keek naar het laatste nieuws.
‘Vannacht heeft Irak een Scud raket laten afvuren op Tel Aviv en Haifa. Dit is een poging van Saddam Hoessein om Israël in de strijd te betrekken,’ vervolgde de CNN verslaggever.
‘De Israëlische luchtmacht is opgestegen, maar heeft zich teruggetrokken voordat het Israëlische luchtruim werd verlaten.’
Ik raakte in paniek door de beelden en de mogelijke gevolgen van deze aanval. De tegenaanval was uitgebleven, maar Saddam liet nog een aantal raketten afvuren op Israël en Saoedi Arabië. Met Nederlandse patriot raketten werden de Russische Scuds onderschept, maar er was grote angst voor eventuele chemische of biologische wapens. Beelden met loeiende luchtalarmen en rennende mensen met gasmaskers naar schuilkelders kwamen mijn huis binnen.
Toen besloot ik naar Israël te gaan zodra deze ellende zou zijn aflopen.

Eind juni negentieneenennegentig stond in met mijn voeten in de middellandse zee op het strand van Netanya.
De veiligheidscontroles naar Israël zijn nog steeds strenger dan de ‘gewone’ controles op een luchthaven. Maar de ervaring van achtentwintig jaar geleden zitten nog in mijn geheugen, ik wil heel vroeg aanwezig zijn. Als Bas en ik ’s ochtends vroeg uitchecken bij ons luchthaven hotel blijkt de toegang naar de vertrekhal nog gesloten. We zijn ruim op tijd voor onze vlucht naar Tel Aviv met Transavia.
Om drie uur in de middag zitten we in de zon op het terras van het Surfers Paradise op Poleg Beach. We zijn toegelaten zonder wetsuite en genieten van een platbrood met pittige hummus en twee grote pullen Carlsberg.
De zon zakt voor ons in de Middellandse zee en achter ons komt de maan op boven Netatanya.

Vanuit de badplaats bezochten mijn zus en ik Tel Aviv. De stad was het centrum van het land, groot, ongezellig en gebouwd in grijs beton. De mensen waren gespannen, de stad straalde het Scud trauma uit. We besloten naar Haifa te gaan. Het openbaar vervoer was goed geregeld, maar ook hier was spanning voelbaar, angst voor aanslagen.
Haifa beviel ons beter. Halverwege de Karmelberg vonden we een betaalbaar en veilig budget hotel. De stad was een stuk relaxter, veel groener en we voelden ons heel welkom hier.
Vanuit Haifa bezochten we Caesaria. Met de bus kwamen we aan op een open en lege zandvlakte. De eerste bus terug vertrok pas eind van de middag. Het toegangsloket en het souvenirwinkeltje waren gesloten. We dwaalden een dag rond zonder gids door de romeinse hoofdstad van Palestina samen met een paar andere verdwaalde toeristen en wat geiten met hun hoeders.

Bijna drie decennia later ben ik terug in Caesaria met Bas. Brede toegangswegen leiden naar enorme geasfalteerde parkeerplaatsen, die overvol zijn met toeristenbussen. De loketten zijn flink uitgebreid en er staan lange rijen voor. Ditmaal hebben we een gids. Patrick regelt de toegang en we krijgen uitgebreid uitleg over de oude stad, haar bewoners en de bezienswaardigheden. Hij wijst ons op de kleinste details en maakt ons attent op de steen waarop de naam van Pontius Pilatus staat vermeld.
‘Een replica, het origineel is natuurlijk veilig opgeborgen,’ vertelt Patrick erbij.
In krap anderhalf uur zien we de hele stad, de kruisvaarder burcht en het Romeinse aquaduct dat water van de Karmelberg naar stad bracht,.
Alleen het half ronde amfitheater herken ik, maar nu zie ik dat het uitkijkt op de zee en besef ik dat de ronde bogen, waarin ik nu het aquaduct kan herkennen, op het strand staan.
Toentertijd zag ik vooral de leegte, het zand en een paar oude stenen.
Na Caesaria rijden we via Haifa naar het uitzichtpunt op de Karmelberg. Tussen Haifa en Nazareth ligt Druzen gebied waar onze chauffeur Annan vandaan komt.
Sabbat en de komende kerst maken de straten van Nazareth overvol. Het verkeer is verschrikkelijk. In een straat met twee rijstroken staan nu zes rijen dik auto’s met chauffeurs zonder enig geduld. Het lawaai is oorverdovend. Annan bevrijdt ons uiteindelijk uit Nazareth en rijdt ons naar het hotel in Tiberias. Alles in één dag, maar zonder het geduld van Annan had het ook zomaar een stal kunnen worden gezien de tijd van het jaar.

Terug in Haifa zochten we uit hoe we naar Tiberias konden reizen. De volgende dag stapte we in de vroege ochtend op de bus naar het meer van Galilea. In de middag vonden we een betaalbaar onderkomen, de hotels langs het meer waren te luxe voor ons budget. We keken uit op de golfplaten daken van de markt en het stinkende verkeer van de hoofdstraat.
‘Het hostel is bagger, we zijn weggevlucht naar een terras. Gisteren Petrusvis gegeten, niet zo lekker als uit het Tanganyika meer,’ schreef ik naar huis.
Het meer bleek alleen toegankelijk via de terrassen van de hotels, waarvan de toegang minimaal tien dollar was. We probeerden het een middag, maar voelde ons niet thuis tussen de schreeuwerige Amerikaanse toeristen.
Bij het uitzoeken van een tour moesten we opletten dat we deze protserige toeristen, behangen met fototoestellen filmcamera’s en verrekijkers, meden. Met afhangende schouders sjokten ze de touringcars in en uit, speurend naar plaatjes voor thuis.
Met hun dollars leken ze zich alles te kunnen veroorloven, ‘yes we had a wonderfull tour,‘ vertelden ze na thuiskomst en lieten dia’s en films zien van alles wat ze hadden waargenomen door de zoeker van hun camera’s.
We boekten een tour naar Upper Galilee en de Golan Heights, voor tweeëntwintig dollars waren we de hele dag onder de pannen. Naast dat dit goed was voor onze vakantie portemonnee, was de vertrek tijd van half negen niet haalbaar voor verwende vakantiegangers.
Onze gids liet ons kennis maken met de Golan hoogvlakte. Daarvoor gebruikte hij voornamelijk een kaart. Het grensgebied tussen Libanon , Syrië en Jordanië was grotendeels een no go gebied voor toeristen. In de richting van Syrië zagen we rookpluimen van geschut.
Het bezoek daarna aan Capernaum, de woonplaats van Petrus, was werkelijker en een stuk minder angst aanjagend.
‘Jaffa sinaasappelen hebben we nog niet gegeten en nog niet zien groeien, wel veel mango en banaan. Onze gids heeft van vanochtend vroeg tot dat hij afscheid nam aan het begin van de avond van alles verteld. Hierna gaan we naar Jeruzalem voor een nacht en dan door naar Eilat,’ schreef ik op de achterkant van ansichtkaart met Jaffa sinaasappelen ditmaal voorzien van twee cocktailprikkers met de witblauwe Davidster vlag en het opschrift ‘Jaffa-as Juicy as Israël’.

Rond negen uur varen we over het meer van Galilea, mystieke mist hangt boven het water. Na een korte tocht pikt Annan ons op en brengt ons naar de berg der Zaligsprekingen, daar waar Jezus de woorden naar beneden riep of naar boven, daar zijn de meningen over verdeeld.
We bezoeken de meest bijzondere plekken langs het meer. Tabgha, waar Jezus broden en vissen vermeerderde en Petrus de waarheid vertelde. De laatste had hem verraden door Jezus tot drie maal toe de zoon van God te noemen.
Bij de ruïne van de synagoge in Capernaum, naast het huis van Petrus, legt Patrick uit hoe het nu precies zit met de Joden en getallen.
‘Een vrouw is een getal, een man is een getal en samen vormen zij zesendertig wat staat voor een kind.’
Lunch slaan we over, het ontbijt zit nog in de weg en Petrus vis heb ik al eens gegeten. We maken een wandeling langs het meer en Bas probeert over het water te lopen in navolging van een bijbels verhaal.
Op mount Bental drinken we koffie Annan, koffie in de wolken met panoramisch uitzicht op de Golan tot aan de kust. Het ziet er heel vredig uit, de stellingen en bunkers zijn tegenwoordig een monument. Helaas is er nog steeds oorlogsgeweld in het buurland Syrië, waar de huidige burgeroorlog voortduurt.

Jeruzalem was niet haalbaar, het gebied waar we doorheen moesten reizen leek ons te gevaarlijk. Dwars door de bezette gebieden met de openbare bus durfde mijn zus en ik niet aan. Dus reisde we erom heen, via Hemed Interchange en Be’er Sheva, dwars door de Negev woestijn van Tiberias naar Eilat. Een hele onderneming, die meer dan twaalf uur in beslag nam. In het donker kwamen we aan op het busstation van Eilat waar we werden belaagd door de proppers van de vele hostels langs de Rode zee. We gingen met de meest betrouwbare mee en vonden een bed, naast een lawaaiige bar, waar we, oververmoeid als we waren, probeerden te slapen. De volgende ochtend had mijn zus een migraine aanval en vond ik, via medereizigers aan het ontbijt, een betaalbaar hotel met een duikschool.
‘Na een slechte start is Eilat toch wel erg leuk. Mensen zijn aardig, niet zo bot. Duikers zijn toch blijkbaar anders. Twee duiken gemaakt, geen groot succes, maar toch even aan de Rode zee geroken.’
‘See you in Eilat’ stond voorop de ansichtkaart, ditmaal geen cocktailprikker met de witblauwe Davidster vlag in de afbeelding van de reuzenmanta.
Het stalletje bij de duikschool verkocht vers vruchtensap van de nabije kibboets. Mijn zus lag lekker op het strand niets te doen. Ik lag uren in het water met een duikbril en een snorkel visjes te kijken. We verbrandden allebei onze kop, omdat we die vergaten in te smeren, maar gelukkig hoefden we niet op de blaren te zitten. Met Robert en Paul gingen we naar de disco, waar de Israëlische jeugd danste in hun uniform, hun geweer tijdelijk in een hoek geparkeerd.
‘That’s me in the corner
That’s me in the spot-light
Losing my religion
Trying to keep up with you
And I don’t know if I can do it
Oh no I’ve said too much
I haven’t said enough’.
De eerste single van R.E.M schalde uit de speakers, ik kreeg acute pijn en haastte mij naar de dichts bij zijnde telefooncel voor een collect call.
‘Ik mis je, ik wou dat we dit samen hadden kunnen doen’ en toen werd de verbinding met thuis verbroken, het was precies twaalf uur middernacht.

In tweeduizend achttien rijdt Annan ons in zijn Israëlische bus van Tiberias naar Bethlehem langs de Jordaan. We rijden langs de grens met Jordanië en bevinden we in zone C en rijden naar zone B. Zone C is Israël en wordt gecontroleerd door de Israëlische overheid, zone B is Israël gecontroleerd door de Palestijnse politie. Mensen met een Israëlisch paspoort kunnen de grens hier niet passeren. Dit zijn Joden, Christenen, Moslims, het kunnen zelfs ongelovigen zijn. Ze moeten naar het zuiden reizen om naar Jordanië te kunnen gaan, onze bus zou de grens alleen kunnen oversteken ter hoogte van de Rode zee.
Jericho ligt in zone A, Palestijns grondgebied. Op de borden staat verboden voor Israëliërs in het Hebreeuws, Arabisch en Engels. Alleen de buitenlandse buspassagiers zijn dus legaal, de bus, Annan en Patrick bevinden zich op verboden terrein. Het is moeilijk dit land te doorgronden, zelfs als je er bent.
We rijden van zone B zone C binnen, Jeruzalem, een indrukwekkende stad waar je goed de weg moet weten om ergens te komen.
Yad Vashem, het Holocaust museum, is heel indrukwekkend en prachtig aangelegd. Ik sta wederom versteld hoe weinig kinderen deze systematische vervolging door Nazi Duitsland hebben overleefd. Hoe bijzonder dat ik hier kan zijn.
Annan rijdt ons naar de Jaffa poort en negeert het stopbord om ons uit te laten stappen. Door de Arabische wijk lopen we naar de Grafkerk. Om ruzie tussen een aantal christelijke stromingen te voorkomen zijn de sleutels voor het beheer van de kerk toevertrouwd aan de Moslims, een sleutel voor de ochtend en een sleutel voor de avond.
Op de Tempelberg komt alles samen, alle geloven claimen deze plek. Hier zijn tempels, kerken, synagogen en moskeeën op elkaar gebouwd. De Tempelberg is een moeilijke plek.
Aan het begin van de avond rijden we vanuit zone C Bethlehem binnen. Zone A, een bord verteld dat het hier voor Israëlieten verboden is. Deze stad is booming big toeristen business en dus kan Annan met zijn bus hier veilig naar binnen.
Vandaag hebben we alle geloven naast elkaar gezien en iedereen lijkt kerstavond te vieren in zone A,B en C.

Op kerstdag verlaten we de stad, het is te vol en te druk om iets te kunnen bekijken. Wandelen bij En Gedi naar de waterval van Koning David, omhoog naar Massada met de kabelbaan en dobberen als een tuimel clowntje in de dode zee klinkt meer ontspannen. Deze mooie dag door zone A,B en C, in verschillende volgorde eindigt in een lange file de stad in. Tijd voor lunch is er niet geweest en met een beetje mazzel vinden we nog ergens een avondmaal. Gelukkig hebben we een plek in de herberg vanavond. Zien we daar een ster?

De tweede kerstdag begint in zone C. Via het checkpoint rijden we vlot Israël binnen, daarna gaan de acht rijstroken terug naar twee rijstroken, omdat meer niet past in de tunnel. Annan stuurt zijn bus rustig door de chaos en laat ons op de Olijf berg los. Met zicht op de oude stad legt onze gids uit wat we zien.
‘De gouden koepel is het mausoleum, de Al Aqsa Moskee is gebouwd op de synagoge, Jezus kon nooit de poort nemen die aan het einde van het kerkhof ligt,’ sla ik op.
Wat een ingewikkelde materie. Langs de joodse begraafplaats naar de necropolis, verder naar de plek waar Jezus weende, door de tuin waar Judas Jezus verraadde tussen de olijfbomen, duizelen we naar beneden langs een enorme tahin, waar ook een Bijbelse figuur begraven zou zijn.
Onderaan de berg vangt Annan ons op om ons naar de Knesset te rijden. Op een kilometer afstand zet hij ons af, dichterbij mag de bus niet komen. Dit gebied is zwaar beveiligd.
‘Hier haal ik jullie weer op en wees op tijd want ik mag hier niet lang staan,’ drukt hij ons op het hart.
Bij het parlementsgebouw staat een prachtige menora met de joodse geschiedenis erop. Als de gids voor het hek uitleg staat te geven over de Knesset stopt een bus achter ons. De militair bij de poort is een oude dienstmaat van Annan te zijn, dat schept een vertrouwensband voor het leven.

Het is lastig maar nu lijkt het duidelijk. Er is zone A, dat beheert en gehandhaafd wordt door Palestijnen. Dit is Palestina. Zone B wordt beheert door de Israëlieten en gehandhaafd door de Palestijnse politie. Zone C wordt beheert en gehandhaafd door de Israëlieten. Zone B en C zijn de bezette gebieden. Naast de zones is de staat Israël, samen met zones vormt dit het heilige land, voor al haar inwoners het beloofde land.

‘Verkeerschaos’ is een prima omschrijving voor het beloofde land. Voor het middagprogramma rijden we via checkpoint driehonderd terug naar Bethlehem. Halleluja het heilige land ABC, wederom in de file om Bethlehem binnen te gaan.
De schilderingen op de muur bij het Walled off hotel van Banksy liggen politiek gevoelig. Wie een held is in de ene zone, is in de andere een laffe terroriste, die vele kinderen vermoorde.
De Geboortekerk is het doel van vanmiddag. De drukte valt reuze mee op deze tweede kerstdag. De kerk is toegankelijk en alleen voor de grot met de kribbe is een rij van meer dan een uur. We slaan de rij over en slenteren door de soek waar we verse knaffe eten. Zoet en zout, een typische lekkernij van het midden Oosten.
Aan het einde van de middag brengt Annan ons door bekende chaos weer naar ons hotel. We bewonderen hem voor zijn geduld. In al die dagen heeft hij pas twee keer zijn claxon gebruikt. Verder is hij rustig, een heer in het verkeer.

We verheugden ons op het hotel in Tel Aviv dat we voor één nacht hadden geboekt. Door de nacht bus vanuit Eilat te nemen konden we het geld van twee overnachtingen gebruiken voor het laatste hotel van onze reis.
Warm water spoelde zout en zand weg van onze laatste dag Rode zee. Zweet van de nachtelijk rit spoelde mee. De airco hield ons koel. We aten in een eetgelegenheid naast het hotel. Mijn laatste vakantie geld gaf ik uit bij een diamantslijper aan een gouden hangertje met in de Davidster met een piep kleine fonkelsteen.
De volgende ochtend liepen we het hotel uit om de bus te nemen naar het Ben Gurion vliegveld. Bijna miste we ons vliegtuig door de veiligheidsprotocollen, die bij het vliegen met El Al hoorden. Mijn zus en ik waren moe van het samen reizen en de indrukken. Ik was misschien nog meer uit balans dan toen ik vertrok en wist niet wat thuis precies zou inhouden.
Na ruim drie in een rij te hebben gestaan die geen centimeter leek op te lossen riep ik: ‘ik wil naar huis, waarom moet ik hier blijven staan?’
Ik weet niet of dat hielp, maar we mochten daarna vrij snel door de controle en haalden net de vlucht.

Na zeven dagen mooi weer ziet de lucht er dreigend uit. We verlaten Bethlehem en Annan verheugd zich erop de files achter zich te laten. We rijden terug naar de Middelandse zee om Jaffa en Tel Aviv te bezoeken.
In de regen komen we langs de plek waar Rabin is neer geschoten tijdens een vredesmanifestatie, vier jaar na mijn eerste bezoek aan het beloofde land. Onze gids, Patrick, verteld ons over de aanslag.
‘Deze moord komt verdacht veel overeen met de moord op de Kennedy, een complot,’ sluit hij zijn betoog af,’ zijn ogen staan hard en strak, zijn lippen zijn samen geperst.
We vluchten voor de regen de drukke Sarona markt in. Overal staan lunch bestellingen klaar om opgehaald of afgeleverd te worden. Militairen met hun bewapening, kantoor klerken en andere werklui komen hier lunchen. Er is een centraal punt waar je je bestelling in één keer kan maken bij alle verschillende food kramen. We eten de lekkerste cheeseburger ooit volgens Bas en als dessert een heerlijk stuk baklava.
In het gezellige oude Jaffa wandelen door de knusse straten met ateliers en kleine winkels naar de haven. Op een rots staat, midden tussen de woeste golven, een prikker met de witblauwe Davidster vlag.
We trotseren de aanwakkerende storm. Op Poleg Beach in Surfers Paradise drinken we een laatste pul Calsberg. De Middellandse zee lijkt vandaag op de Noordzee, grauw.

Ruim op tijd zijn we op de luchthaven van Tel Aviv, Ben Gurion. Alle controles verlopen aangenaam soepel. Eerst wordt Patrick ondervraagt, daarna ik en vervolgens moet ik langs de groep lopen om te kijken of iedereen die in de rij staat ook bij de groep hoort. Vervolgens worden Bas en ik samen ondervraagd. Dan krijgen we een sticker op ons paspoort en mogen we de boarding kaarten ophalen. De bagage security check is de volgende stap, al met al zijn we binnen een uur door alles heen. Twee uur later mogen we boarden en gaan we naar huis met heel veel indrukken.
Het beloofde land is indrukwekkend en ingewikkeld. Voor mij een de plek waar ik mijn afkomst niet hoef te verbergen. Ik pak mijn gouden Davidster vast en streel de kleine fonkel steen. In de vliegtuigstoel nestel ik mij tegen Bas aan. Ik voel mij veilig en gelukkig dat we onze ervaringen samen kunnen delen.

©HIRUNDO_hetjuffie_pauline

©HIRUNDO_hetjuffie_pauline

Links en bronnen:

Druzen, Knaffe, Operatie Desert Storm

13 gedachtes over “‘Het beloofde land’

  1. Wij hebben genoten van je verhaal. Ik heb met mijn broer Israël bezocht met een cruise. Heel erg interessant en we hebben er van genoten en wat ik zo leuk vond om je verhaal te lezen is dat je geheugen weer opgefrist wordt.

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie op Rita Reactie annuleren