‘Crocodile Dundee’

Emily voelt aan de tand om haar nek, die vakkundig is geknoopt in een zetting van touw door mister Potato. Voor haar liggen uitdraaien van e-mails, correspondentie van de afgelopen tijd met Dixon.

Het is weekend, niet de beste planning voor een miljoenenjacht. Cash geld hebben ze genoeg, maar dollars worden nauwelijks geaccepteerd. De trekking kan alleen betaald worden in binnenlandse valuta .
Wisselen is vandaag, niet mogelijk. Tenminste niet tegen een normale koers, omdat de banken gesloten zijn. In een paar uur trekken ze de pinautomaten van de stad leeg.
Terug in hun hotel liggen ze op bed tussen ruim twaalf miljoen knisperende nieuwe roepia biljetten. Miljonairs voor even, wat een rijk gevoel.
Zondagochtend vroeg stijgen ze op van Denpasar. Een vliegtuig vol vriendelijke gezichten. Na een tussenlanding vliegen ze verder over de wolken met daarbovenuit zo nu en dan een bergtop. Het gezicht van de piloot is verscholen achter de paars gele zonnebril onder de klep van zijn platte pet. Aan het begin van de middag landen ze op het vliegveld van Jayapura.

Crocodile Dundee leidt hun door de drukte van het vliegveld naar een busje en zet ze midden in Sentani af bij een hotel. Ze leveren hun miljoenen en paspoorten bij hem in. De kennismaking is kort en bondig, maar voelt goed.

Na een douche en een kort dutje, worden ze gewekt door kerkgezang en de telefoon. Het regelen van de vergunning zou hun dagen hebben gekost en ook hun humeur. Dixon heeft  binnen drie uur het surat jalan, een reispas voor de Baliem Vallei, geregeld.

Aan het eind van de middag zitten ze bij Mickey op het terras. De zon is bloedheet, maar door de verkoelende wind en een wodka on the rocks is het prima uit te houden.

De volgende ochtend ontbijten ze met Dixon op het zelfde terras. Aan de overkant worden samosa’s  gebakken. Gisteravond was het een drukte van belang bij het karretje en is de hele handel verkocht.
Na het ontbijt brengt Dixon hun terug naar Jayapura. In het museum zien ze gebruiksvoorwerpen van de verschillende stammen in Papoea. Er is een deel van de collectie van Michael Rockefeller te zien. Hij ging als geluidsman naar de Baliem Vallei voor de documentaire ‘Death Birds’.
Na de opnames vertrok Michael met een Nederlandse antropoloog naar het gebied van de Asmat, een volk met ritueel koppensnellen dat tot in de jaren zestig gebruikelijk was. Hun boot sloeg om bij de zuidkust van Papoea en Michael verdween. Toen hij zwemmend de kust probeerde te bereiken is hij waarschijnlijk verslonden door een hongerige Salty, een zoutwater krokodil. De antropoloog overleefde op de omgeslagen boot.

In een gemotoriseerde kano varen ze met een groep schoolkinderen over het Sentani meer. De kinderen gaan van school terug naar hun dorp.
Dixon is geboren in een van de dorpen op de eilanden in het meer, zijn familie behoort tot de clan van de krokodil. Onze Crocodile Dundee is een verteller. Op Bali heeft hij een opleiding  aan de hotelschool gevolgd, in een hotel gewerkt en zich de Engelse taal eigen gemaakt. Daarna is hij terug gekomen naar zijn geboortegrond. Naar eigen zeggen heeft hij met Duitse en Oostenrijkse filmploegen expedities en documentaires gemaakt in onontgonnen gebieden.
‘De Tree House people bouwen hutten in de bomen, op dertig tot zestig meter hoogte. ‘S avonds gaat alles mee naar boven tot en met hun varkens.
Een tijdje geleden is een Duitse toerist verongelukt. Hij was onderweg naar boven, op de voor hem onbegaanbare trappen en gevallen. Dood, ik heb zijn lichaam beschermd. De man is dood, zeiden ze, als je wat krijgt wordt van je verwacht wat terug te geven, nu kan hij zijn ziel en kennis inleveren. Er wordt gezegd dat er geen kannibalisme meer voorkomt bij deze mensen, maar neem van mij aan…..’ en hij kijkt ze betekenis vol aan.
Even later is hij in de sneeuw en wijdt uit over zijn ski avonturen in Oostenrijk. Dixon is een vriendelijke, onderhoudende man. Ze amuseren zich prima met zijn verhalen.
Het eerste eiland waar ze aanleggen is niet bebouwd. Rondom het eiland staan huizen op palen in het water. Op het eiland zijn vooral veel varkens.
Het tweede eiland waar ze aankomen rennen de vrouwen hun huizen in en uit. Binnen een mum van tijd ontstaat er een heuse toeristen markt. De schoolkinderen hebben hun uniform uitgetrokken en laten ze kennis maken met hun huisdier, een albino boomkangoeroe.

Terug in hun hotel pakken ze twee dagrugzakken van hooguit twaalf liter in voor de tocht van de komende dagen. Dixon slaat eten in, dat is hier niet goedkoop, maar een stuk goedkoper dan in de Baliem Vallei.
De volgende ochtend worden ze heel vroeg gewekt en krijgen ontbijt op de kamer. Daarna gaan ze naar het vliegveld. Dixon heeft hun al ingecheckt. Ruim voor het geplande vertrek zijn alle passagiers aan boord. Meer dan de helft van het vliegtuig bestaat uit vracht, waar geen mensen zitten zijn de stoelen volgeladen met dozen.  Als er niets meer bij kan vertrekt het vliegtuig.
Voor hun zit Dixon. Gefascineerd volgen ze een kakkerlak, die verstoppertje speelt tussen de clan tanden op de rand van zijn hoed.  Het is een korte vlucht met versnaperingen in een kartonnen doosje: koude thee, samosa, snoepjes en een zoet broodje. Onder hun liggen de liefelijke tuinen van de Vallei.

In Wamena worden ze opgewacht door een kleine tanige man met donkere krulletjes op zijn chocolade bruine huid. Op een peniskoker en hoofdtooi na is hij spiernaakt. De kleine Dani man omhelst Dixon innig en geeft hun een stevige hand.
Mister French Baguette is doof. In de komende dagen maken ze nader kennis met hem. Door het gemis van gesproken woord valt de taalbarrière weg en begrijpen ze elkaar prima met behulp van gebaren.
Ze installeren zich in een hotelkamer met hun eigen tuintje, net als iedere bewoner in de Vallei. Later op de dag verkennen ze de omgeving.  Langs de weg staan houten afscheidingen met  daar bovenop kleine tuintjes en begroeide toegangspoorten tot de huizen. Twee meisjes wandelen mee. De kleinste moet steeds huilen als Bastiaan haar aankijkt met zijn felblauwe ogen. Hij probeert haar te troosten met een vliegtuig snoepje.
Een file lege auto’s leidt naar een benzinestation. Voor maximaal twintig liter benzine per tankbeurt moet men lang in de rij staan. Alles moet worden ingevlogen en is duur. Een liter brandstof kost ruim vijfduizend roepia. Als je dagen moet wachten kan je dus net zo goed je auto in de rij achterlaten en de tijd nuttig besteden.

De markt is vol, mannen met peniskokers en schaars geklede vrouwen. De vrouwen doen inkopen of zitten op de grond te smoezen met vriendinnen. Ondertussen haken ze enorm grote sterke tassen, die ze met het hengsel om hun voorhoofd op de rug dragen, vol geladen met knollen, zoete aardappelen en ander koopwaar. De mannen zitten met biggen in hun armen alsof het hun baby’s zijn.
Als ‘tuan’, buitenlanders, worden ze uitgebreid bekeken en in de gaten gehouden, de vriendelijke blikken volgen hun overal.
Op de terugweg naar het hotel worden ze vergezeld door een sliert mensen. Ze willen van alles verkopen aan, in hun ogen, noodzakelijke attributen. Bastiaan heeft toch echt een peniskoker nodig en Emily moet echt een boodschappentas aanschaffen.
Bij het avondeten treffen ze Dixon. Samen nemen ze de plannen voor de komende dagen door. Ondertussen windt hij de meisjes van de bediening om zijn vinger. Na het eten pakt hij een microfoon en lijkt een playback act op te voeren. Maar met een zachte, zuivere stem zingt hij de geprojecteerde tekst op de karaoke machine. Dixon heeft veel talenten.

Na twee dagen beginnen ze aan hun tocht door de Vallei. Vroeg in de ochtend rijdt een afgeladen auto voor. Tussen de voorraden voor de komende dagen zitten de dragers. Johannes, Naiep en Penuis hebben er zin in en kauwen op een zoete aardappel. Dixon installeert Bastiaan en Emily voorin naast de chauffeur en laadt de laatste inkopen op hun schoot. Zelf kruipt hij achter hun en tegen een stroom voetgangers in rijden ze Wamena uit. Het eindpunt is het busstation, dit is het beginpunt van de trekking.
Dixon maakt van rijstzakken en touwen rugzakken. Alles wat ze nodig hebben voor de komende dagen, eten, water, een tent, slaapmatjes, kookgerei en nog veel meer, verdwijnt in deze zakken. Regenjassen en sjaals dienen als kussens voor de snijdende touwen. Er is één echte rugzak, waarschijnlijk als versleten achtergelaten door een toerist. Met wat er niet meer in de zakken past worden de dragers verder behangen door Dixon.
Emily is blij dat ze er voor gekozen hebben om weinig persoonlijke spullen mee te nemen op deze tocht. Ze dragen, onder luid protest van Naiep en Penuis, hun dagrugzakken zelf. De kleine Johannes kijkt zwijgend toe, hij is verscholen onder de enorme hoeveelheid bagage.
Bij de politiepost wordt de reispas voor de tocht in gekeken. Even later komen ze bij een militairenpost, hier moet iets meer gebeuren dan alleen de surat jalan laten zien. Dixon laat hun achter bij een kleine markt waar plaatselijke producten worden verkocht. Na ruim een half uur komt hij breed lachend terug en kunnen ze verder.

Lopen, klimmen en alle indrukken heeft hun hongerig gemaakt. Bij een riviertje strijken ze neer voor de lunch. Binnen een mum van tijd staat er een complete buiten keuken. Chef Dixon gaat aan de slag met de bereiding van de lunch. Om hun heen een verzameling peniskokers, zingende kinderen en wassende vrouwen. Na het eten nemen ze afscheid als goede vrienden. Hand in hand loopt Emily verder met twee kleine snottebellen. Elke kleine pauze gaan ze zitten om elkaars haar te ontvlooien.
‘Laoak,’, zegt Emily tegen de mannen en vrouwen die ze tegenkomt.
Bastiaan zegt ook laoak tegen de vrouwen, maar tegen de mannen moet hij narach zeggen.

Tegen de avond bereiken ze het huis van de priester in Tangwa. Het dorp is gebouwd om de airstrip van de Mission Aviation Fellowship. Het kleine vliegveld wordt gebruikt als een enorm dorpsplein, als speeltuin, voor vrije uitloop kippen en is de uitlaatplek voor de geliefde varkens.
Om zich te beschermen tegen de muggen zetten Emily en Bastiaan de binnentent op in het huis. Buiten spelen kinderen en zingen vrouwen terwijl de duisternis valt.
De priester slaapt vannacht buitenshuis. Aan zijn de keukentafel schrijft Emily bij kaarslicht in hun reisdagboek. Veel indrukken maken korte krachtige zinnen. In een hut achter het huis bereidt Dixon het avondeten. Foe yong hai en tofu met aardappel, groente en rijst, een koude cola, zogenaamd Belanda sap en ananas toe. Alles smaakt weer heerlijk.

Met haar ogen open is het net zo donker als met haar ogen dicht. Na een onrustige nacht begint het om vijf uur licht te worden. Rond half acht worden ze gewekt met een zachte klopje op de deur. Ze wassen zich in het koude water van de beek.
Daarna aanschuiven voor het ontbijt. Vorstelijk met vers sap, eieren, pannenkoeken met kaas.
‘Peniuussss,’ roept Dixon met een lange uithaal.
Penius komt nooit, meestal stuurt hij Naiep om een probleem op te lossen.
Penius en Naiep zijn Dani. De kleine Johannes is Lani en draagt in de versleten rugzak al het voedsel voor de trekking.
Dani, Lani, Yani, Emily raakt steeds in de war wie wat draagt. Niet veel in ieder geval. De baguette Française van de Dani is klein en onbewerkt. De punt zit met behulp van een touwtje vast om het middel, de ingang met een touwtje om het scrotum. Dani vrouwen dragen rokjes van rotan ringen, die blijven hangen op hun prachtige ronde billen. De Dani leven ten zuiden van Wamena in de Baliem Vallei, het gebied waar ze wandelen.
De Lani hebben grote bewerkte peniskokers met veertjes uit de punt. De mannen van de Yani dragen een enorme hoeveelheid rotan ringen om hun lijf, die op hun plaats worden gehouden door hun lange onbewerkte koker. Hun vrouwen dragen korte rieten rokjes als een rieten dakje.
Naiep komt aangesneld om het afwasmiddel op te halen dat als jam op tafel is gezet.
Achter de kookhut is het toilet, een troon met een gat. Wat erin gaat moet er ook weer uit, zo weinig mogelijk ballast mee voordat ze weer verder gaan.
Als ze klaar zijn voor vertrek gaat er een sirene. Iedereen stuift van het dorpsplein af, de varkens worden hun kot in gejaagd, kippen en kinderen worden onder de arm mee gesleurd. Tussen de pieken komt een Cesna aan geschommeld. Op de korte, hellende landingsbaan zet de piloot het vliegtuigje neer. Het is afgeladen met grote platen hout en opgerolde golfplaten, die worden gelost onder toezicht van de dorpsbewoners. Voor ze het weten stijgt de Cesna als een briesende stier weer op.
De weg naar Mulik stijgt gestaag, ruim driehonderd meter over paden die niet als pad te herkennen zijn. Bastiaan kreunt zachtjes, af en toe geholpen door Penius en Naiep komen ze op ruim tweeduizend meter hoogte aan.
‘Nu kunnen we niet hoger,’ denkt Emily, maar toch stijgen ze nog verder.
Door tuintjes, velden, langs koffie plantages wandelen ze verder, gestaag omhoog. Er wordt zoete aardappel, wortel en tabak verbouwd.
‘Niet betreden,’ zegt Dixon en wijst naar een stammetje met wat gras erop aan de rand van een veld.
‘Koffie,’ legt hij verder uit, ‘wordt puur verbouwd om te verkopen. De mensen in de Vallei drinken zelf geen koffie.’
Ze klimmen over stenen muren en houten hekken, die de tuinen afscheiden en lopen door dorpen.
Laat in de middag lijken ze dan echt het hoogste punt bereikt te hebben. In de laatste stralen genieten ze van de warmte van de zon en het uitzicht. In de verte klinkt een lied. Naiep en Penuis antwoorden met gezang, Johannes kijkt verlegen toe.

Op de stoep zit Emily te schrijven. Ze wil niets vergeten van wat ze gezien hebben en wat Dixon verteld heeft, heeft laten zien en heeft laten voelen. De afgelopen uren zijn dagen, weken.
‘Een vrouw verliest een vingerkootje als een familielid sterft. De vinger wordt zacht gemaakt en in een bananenblad gewikkeld. Dan wordt de hand op tafel gelegd en het vingerkootje met een steen eraf gehakt. Het restant wordt in het blad gewikkeld. De vrouwen moeten veel huilen. Bij mannen wordt de pink afgehakt als hun vrouw overlijdt,’ was een van zijn verhalen.
Onderweg hebben ze veel verminkte handen gezien. En met modder ingesmeerde gezichten, ook een teken van rouw.
‘Logisch dat ze huilen,’ denkt Emily, terwijl ze de verhalen opschrijft.
‘De restanten van een crematie worden inclusief de afgehakte kootjes bewaart bij de Kaneke. De lange steen in de hut van de chief is de ‘secret place’ van de stam.’
Even later wees Dixon naar een dromerige jongen.
‘Een Kepoe speelt in het veld op zijn mondharp. Als een playboy verleidt hij de vrouwen.’
Op het uitzichtpunt in de late middag zon vertelde hij dat een danshuis een ruimte is waarvan de muren bewegen.
‘Door het dansen van de mensen erin,’ lichtte hij breed grijnzend toe. 
Emily probeert het monotone tweeklank gezang van de gras snijdende mannen dat ze op de bergtop hoorde te beschrijven en hoe de nieuwe Pilamo hut wordt gebouwd en hoe grappig de Dani was met zijn dikke penis koker, die duidelijk werd gebruikt om van alles in te bewaren.
Dixon en de dragers hebben zich terug getrokken in de keuken. Terwijl ze het eten bereiden praten ze met de mannen uit het dorp. Zachte stemmen van mensen die elkaar goed lijken te kennen. De bewoners van de Vallei zijn heel sociaal, onderweg hebben zij en Bastiaan vele handen geschud en vaak stil gestaan voor een praatje met voorbijgangers.

Na het avond eten vertelt Dixon over oorlogsstrategieën, gebruiken en bijgeloof van de verschillende stammen. Een vleermuis zou de Mogat van een overledene zijn, die op zoek is naar zijn vijanden.
In de Vallei spelen varkens een belangrijke rol. Vrouwen gaan nooit opstap zonder hun digging stok en hun varken, dat als een kind wordt verzorgd en vertroeteld.
De meeste stammen oorlogen ontstaan door varkens en gemengde huwelijken. Een gestolen big levert een schuld op van ruim één miljoen. Als die niet betaald wordt komt er oorlog. De dorpen zijn daarom omheind met houten hekken om varkens en vrouwen te beschermen in de nacht.
Die nacht slapen ze in de apotheek van Mulik. Om de binnentent fladderen de geesten rond of zijn het toch gewoon vleermuizen?

Het ontbijt met de gevulde pancakes is zo uitgebreid, dus de duo penoti verdwijnt weer onaangebroken terug in de schijnbaar bodemloze rugzak.  Het is ongelofelijk wat de kleine Johannes allemaal tevoorschijn tovert uit de voedsel voorraad. In de ogen van Emily en Bastiaan is het meeste totaal overbodig, blijkbaar denkt Dixon dat ze niet zonder duo penoti, cola en pindakaas kunnen, Emily geeft juist de voorkeur aan plaatselijke voedsel als de zoete aardappel en passievruchtensap.

Voor ze Mulik verlaten bezoeken ze de vrouwen hut die vol zit met mannen. De ronde dubbelwandige hut heeft één verdieping. De begaande grond staat in verbinding met het varkens kot. De vloeren zijn bedekt met vers gras en beneden is een stookplaats, het kan goed koud worden. In het bladerdak zit een gat om rook en de Mogat naar buiten te laten. Er zijn weinig bezittingen, alles is mee in de grote gehaakte tas naar de tuinen waar wortel, zoete aardappel, tabak en koffie wordt verbouwd.
Voor de vrouwen hut, in het verlengde van de toegang tot het dorp staat de Pilamo. In de mannen hut zijn geen vrouwen toegestaan.
‘Als de mannen gaan slapen in hun mancave kleden ze zich uit en hangen hun koker op een spijker aan de wand. Het is pikdonker en iedereen heeft zijn eigen plek. Toen ik hier een keer eerder was heb ik ’s nachts alle kokers verhangen. In gedachte was ik al bij de volgende ochtend als iedereen op de tast zijn koker weer ging aantrekken,’ gniffeld Dixon.
Ook nu in de vroege ochtend is het nog heel donker en benauwd van de rook op de vrouwen slaapverdieping.
‘Zo zal het in de Pilamo ook wel zijn geweest,’ denkt Emily en ze schiet spontaan in de lach. Complete verwarring ziet ze voor zich als Dixon verder verteld, tranen van vermaak biggelen over zijn wangen.

Vanuit Mulik klauteren ze stijl omhoog. Twee stappen voorwaarts, één stap terug glijdend door de modder. In hun voetsporen volgen twee Dani vrouwen met hun varkens en kinderen.
Na vijfhonderd meter glibberen komen ze bij een modderpoel waarin een uitgeplozen bananenplant drijft. Water stroomt over een zout rotsblok de poel in. Het zout wordt opgenomen door de kern van de bananen stam.
De vrouwen verorberen de lekkernij ter plekke en willen graag delen. Dixon en de dragers nemen de aangeboden stukken gretig aan, maar Emily en Bastiaan weigeren beleefd. De dag is net begonnen en ze kunnen zich geen opstandige darmen veroorloven.
De weg terug van de zoutpoel gaat een stuk makkelijker. Bastiaan wordt stevig vastgehouden door de twee vrouwen die slechts bedekt zijn met een rotan ringen rokje.

Door een zacht glooiend landschap vervolgen ze de tocht. Op de hellingen zijn vrouwen aan het werk in de groentetuin van Indonesië. Om hun heen scharrelen varkens en kinderen. Hun gezang wordt meegevoerd door de wind.
In de middag lopen ze door een naaldbos met orchideeën en allerlei andere prachtig kleurige en geurende bloemen. Ze bereiken Kurima waar ze de bus nemen naar Pugima. Vanuit daar wandelen ze verder langs de Baliem rivier richting Wanema.
De brug over de rivier is voornamelijk staalkabel. De planken zijn kapot of ontbreken volledig. Als koorddansers balanceren ze boven de wilde rivier. Penuis voorop gevolgd door Naiep en een aarzelende Johannes. Emily en Bastiaan komen er achteraan over de middelste kabel met hun armen wijd om zich vast te houden aan de kabels aan de zijkant. Dixon sluit de rij en fluit, boven het razende water uit, een vrolijk lied.
Het pad gaat verder langs de rivier. Hun voeten zuigen vast in de modder. Dixon vindt een beter begaanbare weg dat langs en over de rivier heen kronkelt. Ze wandelen door een ruig landschap met enorme brokken steen op de heuvels. Daar waar het kan steken ze de rivier over op blote voeten. Opgefrist komen ze aan de overkant. Een stuk verder weer terug over wankele boomstammen.
Bij Wanema steken ze de rivier voor de laatste keer over. De brug is in een veel betere staat dan de vorige. De kleine Johannes loopt voorop en is niet bij te houden.

En dan zit de trekking erop. Door een poort als de uitgang van het pretpark lopen ze Wanema binnen. Naiep en Penuis maken zich gereed om naar huis te gaan. In de spiegel, die ze voor elkaar ophouden, kammen ze hun haren en poetsen hun gezicht.
Proostend met cola op de prachtige tocht nemen ze afscheid. En dan zijn de dragers verdwenen. Een beetje bedroefd lopen ze naar hun hotel voor een warme douche in hun eigen tuintje.
Bij het avond eten laat Dixon de route nogmaals zie op de kaart.
‘Nu horen jullie bij mijn clan’ en overhandigd hun allebei een krokodillentand.
‘Mister Potato heeft er een ketting van gemaakt toen we op expeditie waren.’
Die nacht regent het voor het eerst sinds dagen.

Mister French Baguette wacht hun ’s ochtends op. Samen gaan ze op pad om inkopen te doen.
Voor Bastiaan kopen ze twee baguette Françaises, er zal er vast wel één passen. Emily koopt voor zichzelf een gehaakte boodschappentas. Daarna gaan ze naar de supermarkt om wat lekkers te kopen voor hun dove vriend. Onderweg legt hij uit dat je niet op de weg moet lopen, maar naast het asfalt. Verder maakt hij duidelijk dat hij drie kinderen heeft, twee zonen en een dochter, en dat hij morgen Emily en Bastiaan komt uitzwaaien, om daarna weer terug te lopen naar zijn dorp over de heuvel.
Ze mogen de Javaanse supermarkt niet in met Asike. Hij geeft aan dat hij toch liever een zoete aardappel heeft, omdat hij last heeft van zijn tanden. Wat een vriendelijke oplossing om een incident te voorkomen. De supermarkt laten ze voor wat het is en drinken solidair met hem een lauw sapje in plaats van een ijskoude frisdrank.
Ze geven hem wat geld, zodat hij zelf inkopen kan doen om mee naar huis te nemen.

Bij het avond eten krijgen ze weer een cadeautje van Dixon. Ze mogen het pas open maken op hun verjaardag.
De volgende ochtend heeft hij hun al in gecheckt en rond negen uur lopen ze gezamenlijk naar het vliegveld. Penuis, Naiep en Asike zijn er om hun uit te zwaaien. Mister French Baguette omhelst hun en vertrekt voor zijn tocht naar huis.
In de vertrekhal is een familie met een schattig kind met krullen. Ze laat hun een foto zien, ze blijken elkaar te kennen. Op de afdruk, genomen vlak bij Wanema op de laatste dag van de trekking, staan naast het kind en de familie twee smoezelige Belanda’s. 

Terug in Sentani bij Mickey’s laat Dixon hun zijn foto’s zien van zijn expeditie en sneeuw avonturen. Hij verteld over een documentaire die hij graag zou maken.
‘Verborgen tussen Wanema en Jayapura leeft een vrouwenstam. Ze jagen op mannen voor de voortplanting. Na gebruik worden ze gedood net als de mannelijke baby’s.’
‘Zou hij dat overleven,’ vraagt Emily zich af.
Hun plan is om terug te komen om een langere tocht te maken met hem.

Emily voelt aan de tand om haar nek, die vakkundig is geknoopt in een zetting van touw door mister Potato. Voor haar liggen uitdraaien van e-mails, correspondentie van de afgelopen tijd met Dixon.
’Thanks for your e-mail. I am happy to hear you aboth that you fly home in healthy and  save with my uncestor of crocodile. I am here in Papua just fine and still in busy doing expeditions. Hopely to see you next trip with no mountains for mister Bastiaan, warmss greetings from Papua.’
Ze zijn warm, grappig en vertederend.
De laatste maanden kregen ze geen respons meer op hun e-mails. Emily nam contact op met een gezamenlijke kennis en kreeg een verdrietig antwoord.
‘Dixon was passed away my friend. It is a sad time since it was a sudden death. We all miss him.’

‘Toerist,’ zei hij wijzend op een roze varken.
‘Toerist pig,’antwoordde Emily en met z’n drieën gniffelden ze, terwijl de verlegen Johannes naar de grond keek en Penuis en Naiep niet begrijpend mee lachten.
Met heimwee denken zij en Bastiaan terug aan hun Crocodile Dundee met zijn humor en toewijding.

©HIRUNDO_hetjuffie_pauline

©HIRUNDO_hetjuffie_pauline

6 gedachtes over “‘Crocodile Dundee’

Geef een reactie op Natasja Reactie annuleren